ECLI:NL:HR:2005:AS2022
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Tussenarrest inzake Belgisch uitleveringsverzoek tot strafvervolging of tenuitvoerlegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2005 een tussenarrest gewezen inzake een uitleveringsverzoek van de Belgische autoriteiten. Het verzoek betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1945, die in Nederland woont. De zaak is ontstaan na een verzoek tot uitlevering voor strafvervolging of tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. De Hoge Raad heeft het onderzoek heropend omdat de overgelegde stukken onvoldoende gegevens bevatten om het verweer te beoordelen dat er geen verzet meer openstaat tegen het verstekvonnis, waardoor de uitlevering ontoelaatbaar zou zijn. De advocaat van de opgeëiste persoon heeft verklaard gemachtigd te zijn om het verweer te voeren, en de waarnemend Advocaat-Generaal heeft een schriftelijke samenvatting van zijn opvatting over het uitleveringsverzoek overgelegd, waarin hij stelt dat de uitlevering ontoelaatbaar is.
De Hoge Raad heeft de Belgische autoriteiten verzocht om voor 15 maart 2005 antwoord te geven op twee vragen met betrekking tot de status van het uitleveringsverzoek en de mogelijkheid van verzet tegen het Belgische vonnis. De zaak is verwezen naar de zitting van de Enkelvoudige Kamer op 15 maart 2005. Dit arrest volgt op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 23 november 2004, waarin de uitspraak van de Rechtbank te Groningen werd vernietigd. De Hoge Raad heeft in dit arrest de relevante verdragen en overeenkomsten genoemd die van toepassing zijn op het uitleveringsverzoek, waaronder het Verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen België, Luxemburg en Nederland, en de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord.