ECLI:NL:HR:2005:AR8209
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatieverzoek inzake de Nederlandse nationaliteit
Op 11 maart 2005 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak betreffende de Nederlandse nationaliteit. De zaak was aangespannen door een verzoekster die zich tot de rechtbank te 's-Gravenhage had gewend met het verzoek vast te stellen dat zij over de Nederlandse nationaliteit beschikt, op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P. Dielbandhoesing, had haar verzoek ingediend op 12 september 2003. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A. Groen, heeft het verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 22 januari 2004 het verzoek afgewezen, waarop de verzoekster in cassatie ging.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoekster verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand bleef.
De uitspraak werd gedaan door de raadsheren H.A.M. Aaftink als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en werd openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.