ECLI:NL:HR:2005:AR8209

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/043HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieverzoek inzake de Nederlandse nationaliteit

Op 11 maart 2005 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak betreffende de Nederlandse nationaliteit. De zaak was aangespannen door een verzoekster die zich tot de rechtbank te 's-Gravenhage had gewend met het verzoek vast te stellen dat zij over de Nederlandse nationaliteit beschikt, op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P. Dielbandhoesing, had haar verzoek ingediend op 12 september 2003. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A. Groen, heeft het verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 22 januari 2004 het verzoek afgewezen, waarop de verzoekster in cassatie ging.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoekster verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand bleef.

De uitspraak werd gedaan door de raadsheren H.A.M. Aaftink als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en werd openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

11 maart 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/043HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. R.P. Dielbandhoesing,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Justitie),
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Met een op 12 september 2003 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: [verzoekster] - zich gewend tot die rechtbank en verzocht op de voet van art. 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) vast te stellen dat [verzoekster] over de Nederlandse nationaliteit beschikt en verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - te veroordelen in de kosten van het geding.
De Staat heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 22 januari 2004 het verzoek afgewezen.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 11 maart 2005.