ECLI:NL:HR:2004:AR8189
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van beroep tegen beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 juni 2003, waarin het Hof het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaarde wegens overschrijding van de beroepstermijn. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De waarde was aanvankelijk vastgesteld op ƒ 522.000 (€ 236.873), maar na bezwaar door de heffingsambtenaar van de gemeente Wateringen werd deze waarde verlaagd naar ƒ 473.000 (€ 214.638). Belanghebbende heeft verzet aangetekend tegen de uitspraak van het Hof, maar dit werd ongegrond verklaard.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het verzet ongegrond werd verklaard. Het Hof had moeten onderbouwen dat de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden niet van dien aard waren dat redelijkerwijs niet kon worden geoordeeld dat hij in verzuim was. De Hoge Raad wijst erop dat het Hof mogelijk onterecht heeft aangenomen dat er geen eerder contact met de griffie heeft plaatsgevonden dan op 29 maart 2002, terwijl belanghebbende had gesteld dat hij in week 8 contact had opgenomen. Dit leidt tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet voldoet aan de eisen van de wet en niet in stand kan blijven.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staat gelast om het griffierecht van € 87 aan belanghebbende te vergoeden.