ECLI:NL:HR:2004:AR4980

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/017HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van verzoek tot voorlopige plaatsopneming en deskundigenverhoor in civiele zaak tegen de Staat der Nederlanden

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te [woonplaats], op 13 september 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage. Hij verzocht om een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging, een voorlopig deskundigenverhoor en een voorlopig getuigenverhoor. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Defensie, heeft deze verzoeken bestreden. De rechtbank heeft op 19 december 2002 alle verzoeken afgewezen en verzoeker veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat. Hierop heeft verzoeker hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 6 november 2003 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd en verzoeker opnieuw in de proceskosten heeft veroordeeld.

Tegen deze beslissing heeft verzoeker cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte tot verwerping van het beroep. De advocaat van verzoeker heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft op 24 december 2004 het beroep verworpen en verzoeker in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een bedrag van € 310,69 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

24 december 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/017HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Defensie),
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: G.J.H. Houtzagers.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 13 september 2002 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - zich gewend tot die rechtbank en verzocht bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, omtrent de in het verzoekschrift vermelde feiten een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging, een voorlopig deskundigenverhoor en een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - heeft de verzoeken bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 19 december 2002 alle drie de verzoeken afgewezen en [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van de Staat veroordeeld.
Tegen deze beschikking heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 6 november 2003 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en [verzoeker] in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van de Staat veroordeeld.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep, met zodanige beslissing omtrent de kosten als de Hoge Raad aangewezen zal oordelen.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 9 november 2004 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 310,69 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 december 2004.