ECLI:NL:HR:2004:AR4003
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over afwaardering vordering en bewijslastverdeling in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De belanghebbende, X B.V., had in beroep de uitspraak van de Inspecteur aangevochten, die een aanslag in de vennootschapsbelasting had opgelegd voor het jaar 1994. Het Gerechtshof verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de aanslag, waardoor het belastbaar bedrag op nihil werd vastgesteld. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de door de Inspecteur aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat het prijsgeven van de vordering door belanghebbende op H Limited niet heeft geleid tot niet-belastbare winst. De Hoge Raad stelt vast dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is, en dat het middel op dit punt niet tot cassatie kan leiden. Daarnaast wordt het betoog van de Staatssecretaris dat het Hof een vrijstelling uit de Engelse belastingwetgeving heeft miskend, verworpen.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en openbaar uitgesproken op 15 oktober 2004. De Staatssecretaris van Financiën wordt ook belast met het griffierecht van € 409.