ECLI:NL:HR:2004:AR3500
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onroerendezaakbelastingen en objectafbakening van kantoorgebouw
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van X B.V. tegen uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking hebben op aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor de jaren 1998 en 1999. De gemeente Utrecht had aan belanghebbende aanslagen opgelegd op basis van artikel 220d, lid 6, van de Gemeentewet, waarbij de heffingsgrondslag was vastgesteld op ƒ 450.000. Na bezwaar tegen deze aanslagen, zijn de beslissingen van de Directeur Dienst Burgerzaken en Gemeentebelastingen van de gemeente Utrecht gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat de beroepen ongegrond verklaarde.
De Hoge Raad heeft de beroepen in cassatie gegrond verklaard en de uitspraken van het Hof vernietigd. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een fout heeft gemaakt in zijn beoordeling van de gebruiksbestemming van de kamers in het kantoorgebouw. De Hoge Raad stelde vast dat de enkele afsluitbaarheid van de kamers niet betekent dat deze kamers als afzonderlijke eenheden moeten worden beschouwd in de zin van de Wet waardering onroerende zaken. Dit oordeel van het Hof kon niet in stand blijven, waardoor de grond voor de eerdere uitspraken verviel.
Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de gemeente Utrecht het griffierecht van € 327 aan belanghebbende moet vergoeden, en dat de gemeente Utrecht verantwoordelijk is voor de proceskosten van € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2004.