ECLI:NL:HR:2004:AR3280
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsvoering en inhoud van bewijsmiddelen in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1930, was eerder veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank te Breda voor valsheid in geschrift en andere strafbare feiten. Het Gerechtshof had het vonnis van de Politierechter bevestigd, maar de verdachte stelde in cassatie dat de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet was omkleed. De Hoge Raad oordeelde dat noch het bestreden arrest, noch het bevestigde vonnis de inhoud van de bewijsmiddelen bevatte, zoals vereist door artikel 359, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit gebrek in de bewijsvoering leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak vernietigd moest worden, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat de inhoud van de bewijsmiddelen essentieel is voor de beoordeling van de bewezenverklaring. In deze zaak was de verklaring van de verdachte, waarin hij ontkende samen te wonen met een medeverdachte, niet voldoende onderbouwd en werd door het Hof als ongeloofwaardig beschouwd. De Hoge Raad concludeerde dat de klacht van de verdachte terecht was voorgesteld, omdat de uitspraak niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor bewijsvoering. De zaak zal nu opnieuw worden behandeld door het Gerechtshof, waarbij de eerder opgelegde straf en de bewijsvoering opnieuw onder de loep genomen zullen worden.