ECLI:NL:HR:2004:AR3102
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Toepassing autokostenfictie bij afboeking vervangingsreserve op aankoopprijs nieuwe auto
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 maart 2003, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De belanghebbende had een personenauto aangeschaft in 1997, waarvoor hij een vervangingsreserve had afgeboekt, waardoor de boekwaarde van de auto op ƒ 1 kwam te staan. In zijn aangifte over 1998 berekende hij de kosten van het houden van de auto op ƒ 5.535, terwijl de inspecteur deze kosten vaststelde op ƒ 12.198, gebaseerd op 20% van de catalogusprijs van de auto. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, en deze uitspraak werd in cassatie aangevochten.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had overwogen dat de kosten van het houden van een personenauto in enig jaar niet hoger kunnen worden gesteld dan de werkelijk gemaakte kosten. Dit geldt ook voor de boekwinst die ontstaat bij de vervreemding van de auto. De Hoge Raad bevestigde dat de aanwezigheid van een vervangingsreserve geen aanwijzing is dat de werkelijke kosten van het privé-gebruik van de auto beperkt zijn gebleven. Het Hof had bovendien terecht geoordeeld dat het praktische bezwaar van belanghebbende tegen het standpunt van de Inspecteur niet voldoende gewicht had om tot een ander oordeel te komen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest is van belang voor de toepassing van de autokostenfictie en de afboeking van vervangingsreserves in de belastingheffing.