ECLI:NL:HR:2004:AQ6918
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Oordeel over naheffingsaanslagen accijns en omkering bewijslast in belastingrecht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 26 maart 2003, betreffende naheffingsaanslagen in de accijns van minerale oliën. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd over de jaren 1995 tot en met 1999, waarbij bedragen van respectievelijk ƒ 78.238, ƒ 105.881, ƒ 73.237, ƒ 75.517 en ƒ 26.632 zijn nageheven. De Inspecteur handhaafde deze aanslagen na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichtingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), met name de artikelen 47 en 52. Het Hof had niet voldoende gemotiveerd waarom belanghebbende niet aan deze verplichtingen had voldaan, en er was geen bewijs dat de Inspecteur een verzoek had gedaan om de benodigde gegevens te verstrekken. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelast tevens dat de Staat het griffierecht van € 348 vergoedt aan belanghebbende en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 13 augustus 2004.