ECLI:NL:HR:2004:AQ0464
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van een persoon die was opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De Officier van Justitie in Amsterdam had op 17 maart 2004 een verzoek ingediend bij de rechtbank voor een voorlopige machtiging tot opname van de verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit verzoek was gebaseerd op een geneeskundige verklaring die op 15 maart 2004 was ondertekend. De rechtbank heeft op 7 april 2004, na het horen van de verzoeker, zijn advocaat, de behandelend psychiater, een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige en een ambtenaar van politie, de machtiging verleend voor de duur van zes maanden. De beschikking van de rechtbank is aan de Hoge Raad voorgelegd als onderdeel van het cassatierekest.
De verzoeker heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De advocaat van de verzoeker heeft hierop gereageerd met een brief op 15 juli 2004. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 3 september 2004 heeft de Hoge Raad de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de verzoeker werd verworpen. De uitspraak werd gedaan door de vice-president R. Herrmann als voorzitter, samen met de raadsheren D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door vice-president P. Neleman.