ECLI:NL:HR:2004:AP5270

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39721
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E.A.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake vennootschapsbelasting X3 N.V.

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2004 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 februari 2003. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting die was opgelegd aan X3 N.V., statutair gevestigd te Curaçao, voor het jaar 1996. De oorspronkelijke aanslag bedroeg ƒ 1.750.000, maar na bezwaar van de belanghebbende werd deze verminderd tot ƒ 809.625. Het Gerechtshof heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag vernietigd, waarop de Staatssecretaris in cassatie ging.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het middel van de Staatssecretaris niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1087 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Staat werd aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de beslissing van het Gerechtshof en onderstreept het belang van zorgvuldige rechtsgang in belastingzaken. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren, met vermelding van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 39.721
17 december 2004
EC
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 februari 2003, nr. P01/01762, betreffende na te melden aan X3 N.V., statutair gevestigd te Curaçao, Nederlandse Antillen, opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.750.000, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van ƒ 809.625.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden aanslag vernietigd.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft op 4 maart 2004 een conclusie genomen in deze zaak.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 39720 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond,
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 2174, derhalve € 1087, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.A.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B.Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2004.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 409.