ECLI:NL:HR:2004:AP1415
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Grensarbeider en heffingskorting in strijd met EG-recht?
In deze zaak gaat het om een grensarbeider die in Nederland woont en in België werkt. Voor het jaar 2001 ontving hij een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting, waarbij rekening werd gehouden met een heffingskorting. Na bezwaar tegen deze aanslag, werd deze door de Inspecteur gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierna stelde de belanghebbende cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de belanghebbende, die onder de grensarbeidersregeling valt van het belastingverdrag Nederland-België, geen heffingskorting voor de premieheffing geniet. Dit is in overeenstemming met het Europese Gemeenschapsrecht, dat geen regeling biedt om de verschillen in financieringsstelsels voor sociale verzekeringen tussen lidstaten weg te nemen. De Hoge Raad stelt vast dat het niet genieten van de Nederlandse heffingskorting voor het premiedeel niet kan worden toegeschreven aan een tekortkoming in de Nederlandse heffingsregeling.
De Hoge Raad concludeert dat de mogelijkheid voor Nederland om een persoonlijke tegemoetkoming te bieden in de premieheffing zich alleen voordoet als de belanghebbende onderworpen zou zijn aan die premieheffing, wat hier niet het geval is. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 26 november 2004.