ECLI:NL:HR:2004:AO8214

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38588
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.G. Pos
  • P.J. van Amersfoort
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek buitengewone lasten voor studerend kind en de rol van het studiebudget in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om de aftrek van buitengewone lasten voor een studerend kind in het kader van de inkomstenbelasting. De belanghebbende had voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 51.463. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag. Hierop heeft de belanghebbende beroep aangetekend bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 16 augustus 2002 uitspraak deed en het beroep gegrond verklaarde. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 45.932. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het Hof had geoordeeld dat het door de belanghebbende in aftrek gebrachte bedrag niet bovenmatig was en dat dit bedrag niet hoger was dan wat nodig was voor de zoon van de belanghebbende om een redelijk bestaan te voeren. Dit oordeel, dat feitelijk van aard is, kan in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. De Hoge Raad oordeelde verder dat het studiebudget, zoals vastgelegd in de Wet studiefinanciering 2000, niet zonder meer maatgevend is voor de kosten die een student maakt voor een redelijk bestaan.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het griffierecht vastgesteld op € 409. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 23 april 2004.

Uitspraak

Nr. 38.588
23 april 2004
BK
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16 augustus 2002, nr. BK 531/02, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 51.463, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 45.932. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt. Met het oordeel dat het door belanghebbende in aftrek gebrachte bedrag niet bovenmatig is, heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat dat bedrag niet hoger is dan het bedrag dat nodig was om de zoon van belanghebbende in staat te stellen een redelijk bestaan overeenkomstig diens plaats in de samenleving te voeren. Dat oordeel kan, als van feitelijke aard, in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst en behoefde geen nadere motivering. Anders dan het middel betoogt, is het zogenoemde studiebudget, ontleend aan de Wet studiefinanciering 2000, niet zonder meer maatgevend voor hetgeen een student nodig heeft voor het voeren van een redelijk bestaan overeenkomstig zijn plaats in de samenleving.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2004.
Van de Staat wordt terzake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 409.