ECLI:NL:HR:2004:AO6909

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/038HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest Hoge Raad inzake schadevergoeding en contractuele verplichtingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats], en de rechtspersoon naar Deens recht, CONTAINER CENTRALEN A/S, gevestigd te Odense, Denemarken. De eiseres had CONTAINER CENTRALEN A/S gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage op 9 juli 1997, met de vordering om te worden veroordeeld tot betaling van schade, die nader op te maken was bij staat. De vordering was primair gebaseerd op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst, subsidiair op het gerechtvaardigd vertrouwen dat er een contract tot stand zou komen, en meer subsidiair op de gemaakte kosten door de eiseres in verband met de verhuur van onroerend goed.

De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 7 januari 1998 de vordering van de eiseres toegewezen en CONTAINER CENTRALEN A/S veroordeeld tot betaling van de schade, nader op te maken bij staat. Tegen dit vonnis heeft CONTAINER CENTRALEN A/S hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 16 oktober 2002 het vonnis heeft bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft dit advies gevolgd. Eiseres is in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van CONTAINER CENTRALEN A/S zijn begroot op € 4.607,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Het arrest is gewezen door vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

18 juni 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/038HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders,
t e g e n
de rechtspersoon naar Deens recht CONTAINER CENTRALEN A/S,
gevestigd te Odense, Denemarken,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 9 juli 1997 verweerster in cassatie - verder te noemen: CC - op verkorte termijn gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd CC bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de schade, nader op te maken bij staat:
primair: op grond van de toerekenbare tekortkoming van CC in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst;
subsidiair: op grond van de omstandigheid dat in de fase waarin de onderhandelingen tussen partijen zich bevonden, CC zich niet meer kon terugtrekken, omdat bij [eiseres] het gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt, dat in ieder geval enigerlei contract tot stand zou komen, en
meer subsidiair: op grond van de omstandigheid dat CC zich niet meer mocht en kon terugtrekken, zonder de door [eiseres] de tot dat moment gemaakte kosten met betrekking tot de verhuur van een gedeelte van haar onroerend goed voor haar rekening te nemen.
CC heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 7 januari 1998 CC veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van de door haar geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Tegen dit vonnis heeft CC hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Bij memorie van grieven heeft CC gevorderd voormeld vonnis te vernietigen, de vordering van [eiseres] af te wijzen en [eiseres] te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van ƒ 384.764,19, waartoe CC in de schadestaat-procedure tegen [eiseres] bij vonnis van 13 oktober 1999 door deze rechtbank veroordeeld is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betaling door CC, te weten 4 november 1999.
[Eiseres] heeft (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 16 oktober 2002 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 7 januari 1998 bekrachtigd en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
CC heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [eiseres] mede door mr. M.B.C. Kloppenburg en voor CC mede door mr. M.E.M.G. Peletier, beiden advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 8 april 2004 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van CC begroot op € 4.607,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 juni 2004.