ECLI:NL:HR:2004:AO6333
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag in de baatbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 mei 2002, waarin het Hof het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 31 januari 2002 ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanslag in de baatbelasting van de gemeente De Ronde Venen, opgelegd in het jaar 2000. De aanslag bedroeg f 3600 en het hoofd van de stafdienst Financiële en Economische Zaken verklaarde het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk. Hierop volgde een reeks van procedures, waarbij het Hof in eerdere uitspraken het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaarde.
De Hoge Raad heeft in een eerder arrest van 6 december 2002, nr. 37107, de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling. Belanghebbende verzocht vervolgens om intrekking van de aanslag en het opleggen van een nieuwe aanslag, maar dit verzoek werd door burgemeester en wethouders afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard door het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de brief van burgemeester en wethouders van 3 mei 2001 een besluit bevat als bedoeld in artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen geen beroep of bezwaar kan worden ingesteld. De Hoge Raad concludeert dat het Hof ten onrechte het verzet van belanghebbende ongegrond heeft verklaard. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verklaart het verzet gegrond. Tevens wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van burgemeester en wethouders ongegrond verklaard, en wordt de gemeente De Ronde Venen gelast om het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.