ECLI:NL:HR:2004:AO2624

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01362/03
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor zware mishandeling en poging tot doodslag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 8 april 2003 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1977, was eerder veroordeeld door de Arrondissementsrechtbank te Utrecht voor zware mishandeling met voorbedachten rade en poging tot doodslag. De Hoge Raad had de zaak eerder verwezen naar het Hof na een arrest op 17 september 2002. Het Hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf op van 23 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Groen, stelde middelen van cassatie voor, maar de plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen rechtsvragen waren die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en het arrest werd uitgesproken op 23 maart 2004 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.

Uitspraak

23 maart 2004
Strafkamer
nr. 01362/03
AGJ/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 april 2003, nummer 22/000295-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 17 september 2002, heeft het Hof in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 22 juli 1999 - de verdachte ter zake van (zaak A subsidiair) "zware mishandeling met voorbedachten rade" en (zaak B) "poging tot doodslag" veroordeeld tot 23 maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Groen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 maart 2004.