ECLI:NL:HR:2004:AO1863
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de uitleg van arbeidsovereenkomst in het strafrecht met betrekking tot prostitutie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1945 en wonende te [woonplaats], was veroordeeld voor het feit dat hij feitelijke leiding had gegeven aan de Vereniging [C], die betrokken was bij de exploitatie van prostitutie. De verdachte had vrouwen zonder geldige verblijfsvergunning in de privéclub [C] te Tegelen laten werken, waarbij hij wist dat hun verblijf in Nederland wederrechtelijk was. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 197b van het Wetboek van Strafrecht, omdat de vrouwen als zelfstandigen zouden moeten worden beschouwd. De Hoge Raad oordeelde dat het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2001, dat betrekking had op de zelfstandige uitoefening van prostitutie, geen rechtstreekse betekenis had voor de uitleg van de term "krachtens overeenkomst arbeid doen verrichten" in artikel 197b Sr. De Hoge Raad bevestigde dat de appèlrechter gehouden is om zelfstandig en gemotiveerd te beslissen op verweren die in hoger beroep worden gevoerd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het Hof in hoger beroep de verwerping van het verweer door de rechtbank niet had geschonden, en oordeelde dat de bewezenverklaring voldoende was onderbouwd.