ECLI:NL:HR:2004:AO1499
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vennootschapsbelasting en de vorming van voorzieningen in relatie tot verkoopopbrengsten van recreatiewoningen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van X B.V. te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 1997 en 1998, waarbij de belanghebbende aanvankelijk aanslagen had ontvangen op een belastbaar bedrag van ƒ 1.959.707 en ƒ 2.771.111. Na bezwaar zijn deze bedragen verminderd, maar het Hof heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende fungeert als houdstervennootschap van twee dochtervennootschappen, B B.V. en C B.V., en dat er een fiscale eenheid bestaat. De zaak draait om de vraag of de belanghebbende een voorziening kon vormen ten laste van de winst, in verband met de verkoop van recreatiewoningen en de verwachtingen die zijn gewekt over de bouw van een zwembad. Het Hof had geoordeeld dat er geen voldoende directe relatie bestond tussen de verkoopopbrengst van de recreatiewoningen en de gepassiveerde dekkingsbijdragen voor het zwembad.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof vernietigd en geoordeeld dat de verwachtingen die zijn gewekt bij de kopers van de recreatiewoningen, in verband met het te bouwen zwembad, wel degelijk invloed hebben gehad op de verkoopresultaten. Hierdoor moet bij de bepaling van het resultaat rekening worden gehouden met deze verwachtingen. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, en heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.