ECLI:NL:HR:2004:AO1240

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/304HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen Stichting Christelijke Hulpverlening inzake kostenveroordeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres], vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, en Stichting Christelijke Hulpverlening (SCH), vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Thunnissen. De zaak betreft een geschil over een kostenveroordeling die voortvloeit uit eerdere rechtsprocedures. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere arrest van 5 oktober 2001, waarin de vonnissen van de rechtbank te 's-Gravenhage zijn vernietigd en de zaak is verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Het hof heeft op 26 juni 2002 het vonnis van de kantonrechter te Gouda bekrachtigd, waartegen [eiseres] cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is omdat de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. De Hoge Raad heeft [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Uitspraak

6 februari 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/304HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
STICHTING CHRISTELIJKE HULPVERLENING,
gevestigd te Gouda,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties in de procedure tussen eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - en verweerster in cassatie - verder te noemen: SCH - verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 5 oktober 2001, nr. C00/248, NJ 2002, 514.
Bij dat arrest heeft de Hoge Raad de vonnissen van de rechtbank te 's-Gravenhage van 7 september 1999 en 15 maart 2000 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te 's-Gravenhage verwezen.
Na verwijzing heeft voormeld hof bij arrest van 26 juni 2002 het vonnis van de kantonrechter te Gouda van 1 oktober 1998 bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
SCH heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in het middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SCH begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 6 februari 2004.