ECLI:NL:HR:2004:AO0967

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/195HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake de Staat der Nederlanden en eiseres tot cassatie

Op 12 maart 2004 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door mr. M.A.R. Schuckink Kool, en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. G. Snijders. De zaak betreft een cassatieberoep dat door eiseres is ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 2 mei 2002 het vonnis van de president van de rechtbank te 's-Gravenhage van 7 februari 2001 heeft bekrachtigd. Eiseres en een medebetrokkene hadden de Staat in kort geding gedagvaard, met als doel het verbieden van strafrechtelijke dwangmiddelen, waaronder aanhouding, in verband met verdenkingen van overtreding van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. De president van de rechtbank had de vordering afgewezen, wat door het hof werd bevestigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad heeft het beroep verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Eiseres werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Uitspraak

12 maart 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/195HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - en [betrokkene 1] - verder te noemen: [betrokkene 1] - hebben bij exploot van 17 januari 2001 verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - in kort geding gedagvaard voor de president van de rechtbank te 's-Gravenhage en - na wijziging van eis - gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Staat, en via hem de officier van justitie te 's-Gravenhage, te verbieden strafrechtelijke dwangmiddelen, waaronder aanhouding van hen, jegens hen toe te passen, voor zover deze zouden voortvloeien uit verdenking van overtreding door hen van artikel 350 Wetboek van Strafrecht in verband met het verwijderen van de afdichtingen aan de panden gelegen aan de [a-straat 1] en [2] te [plaats] en de Staat te verbieden anderszins op strafrechtelijke gronden tot feitelijke ontruiming van voormelde panden over te gaan of te doen gaan.
De Staat heeft de vordering bestreden.
De president heeft bij vonnis van 7 februari 2001 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiseres] en [betrokkene 1] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 2 mei 2002 heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft alleen [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Staat mede door mr. M.B.C. Kloppenburg, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 12 maart 2004.