ECLI:NL:HR:2004:AN9907

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02105/02
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem en verwijzing naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor deelname aan een organisatie met het oogmerk misdrijven te plegen en andere gerelateerde delicten. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft bepaalde beslissingen omtrent de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak is vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de zaak op basis van het bestaande hoger beroep.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring onvoldoende was onderbouwd met bewijsmiddelen en dat er aanleiding was voor ambtshalve cassatie, zoals ook geconcludeerd door de Advocaat-Generaal Vellinga. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de vrijspraken van de verdachte in stand blijven. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtsontwikkeling en rechtseenheid.

De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de cassatieprocedure en de mogelijkheden voor ambtshalve vernietiging door de Hoge Raad illustreert. De uitspraak biedt ook inzicht in de manier waarop de Hoge Raad omgaat met de conclusies van de Advocaat-Generaal en de impact daarvan op de uiteindelijke beslissing.

Uitspraak

24 februari 2004
Strafkamer
nr. 02105/02
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 15 februari 2002, nummer 21/001364-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Arnhem van 12 juni 2001 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 2, 3, 4 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 10 primair, 11, 13 primair en 14 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven", 4 subsidiair, 5 subsidiair, 6 subsidiair, 7 subsidiair, 9 subsidiair, 10 subsidiair en 13 subsidiair telkens opleverende: "het medeplegen van opzetheling", 12. "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels" en 14 subsidiair "opzetheling" veroordeeld tot twintig maanden gevangenisstraf, met onttrekking aan het verkeer zoals in het arrest omschreven. Tevens heeft het Hof de teruggave en bewaring van inbeslaggenomen goederen bevolen, een en ander zoals in het arrest vermeld. Voorts heeft het Hof de benadeelde partijen [slachtoffer 6], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
2. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraken - is ingesteld door de verdachte.
Namens deze heeft mr. P.M. van Russen Groen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad is van oordeel dat de bestreden uitspraak op de gronden genoemd in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 7 en 9 tot en met 11, voorzover het de beslissingen betreft genomen ten aanzien van de aldaar genoemde feiten, vernietigd behoort te worden.
5. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen omtrent het tenlastegelegde onder 1, onder 4 subsidiair, onder 5 subsidiair, onder 6 subsidiair, onder 7 subsidiair, onder 9 subsidiair, onder 10 subsidiair en onder 14 subsidiair en de strafoplegging;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 24 februari 2004.