ECLI:NL:HR:2004:AH9015
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- G.J. Zuurmond
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over hypothecaire geldlening en belastingaanslag
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De belanghebbende had voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd gekregen, gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 50.326. Na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verlaagde de aanslag naar ƒ 50.248. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de vraag of de hypothecaire geldlening van ƒ 50.000, afgesloten op 14 oktober 1998, kan worden aangemerkt als een schuld voor verbetering of onderhoud van de eigen woning, zoals bedoeld in artikel 42b, lid 5 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, centraal staat. Het Hof had vastgesteld dat de belanghebbende in de periode van 14 oktober 1998 tot 23 maart 1999 een bedrag van ƒ 10.639,61 had uitgegeven aan werkzaamheden aan zijn woning. De Hoge Raad concludeert dat het Hof niet voldoende heeft vastgesteld of aan de vereisten voor de aftrek van de rente van de lening is voldaan.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat de hypothecaire geldlening niet onmiddellijk voor het doel van verbetering of onderhoud hoeft te worden aangewend, maar dat er wel aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan, zoals het hebben van schriftelijke bewijsstukken van de uitgaven.