ECLI:NL:HR:2003:AL8444

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/216HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake schadevergoeding en cassatie door Marlud B.V.

In deze zaak heeft Marlud B.V., gevestigd te Amsterdam, op 4 november 1996 verweerster in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch. Marlud vorderde schadevergoeding, uitvoerbaar bij voorraad, en veroordeling van verweerster in de kosten van de procedure, inclusief de kosten van gelegde beslagen. Verweerster heeft de vordering bestreden en zelf een tegenvordering ingesteld. De rechtbank heeft op 25 februari 2000 het gevorderde afgewezen. Marlud heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 4 april 2002 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft Marlud cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 12 december 2003 het beroep verworpen en Marlud veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uitspraak

12 december 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/216HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
MARLUD B.V., gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen,
t e g e n
[Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.I. van Vlijmen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Marlud - heeft bij exploot van 4 november 1996 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, [verweerster] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van deze procedure, een en ander met inbegrip van de kosten verbonden aan de gelegde beslagen.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden en gevorderd Marlud te veroordelen in de kosten van dit geding, met bevel tot opheffing van de door Marlud gelegde beslagen.
Bij conclusie van repliek heeft Marlud de grondslag van haar eis aangevuld.
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 februari 2000 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Marlud hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 4 april 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Marlud beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Marlud heeft bij brief van 23 oktober 2003 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Marlud in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 12 december 2003.