ECLI:NL:HR:2003:AI0745
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie van X B.V. tegen uitspraak Gerechtshof inzake vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 april 2002, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996. De aanslag, opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 145.095, werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Gerechtshof verklaarde het beroep van X B.V. ongegrond, waarna de belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en de Advocaat-Generaal L.F. van Kalmthout concludeerde tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de waardering van werkzaamheden voor de fiscale winstbepaling door X B.V. niet correct was. X B.V. had een stelsel voorgesteld waarbij werkzaamheden die op de balansdatum nog niet waren afgerond, op een andere manier gewaardeerd zouden worden. De Hoge Raad oordeelt dat de diensten van belanghebbende bestaan uit de uren die aan een opdracht zijn besteed, en dat de uren die zijn besteed aan de overeengekomen werkzaamheden, die op balansdatum nog niet zijn volbracht, moeten worden aangemerkt als declarabele vorderingen. Dit oordeel van het Hof wordt niet in stand gehouden, en de zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelast tevens dat de Staat aan belanghebbende het griffierecht vergoedt en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 19 december 2003.