ECLI:NL:HR:2003:AH1017
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van belanghebbende als aandeelhouder van een B.V. met dressuurpaarden
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 14 januari 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 188.167, en na bezwaar was deze door de Inspecteur gehandhaafd. Het Gerechtshof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende cassatie instelde.
Belanghebbende is voor 50% aandeelhouder van een B.V. die een trainingsstal voor dressuurpaarden exploiteert. In 1990 kocht zij in privé een jong paard, dat na vijf jaar training in 1995 met winst aan de B.V. werd verkocht. De koopsom werd in 1996 door de B.V. ten gunste van belanghebbende geboekt in haar rekening-courant. Het Hof oordeelde dat de winst uit de verkoop van het paard moest worden gerekend tot de inkomsten uit arbeid, omdat belanghebbende een voordeel kon verwachten en dit ook beoogde.
In cassatie werd betoogd dat het Hof onterecht had geoordeeld dat belanghebbende een voordeel kon verwachten. De Hoge Raad oordeelde dat de deskundigheid van belanghebbende in de dressuur en de training van het paard een belangrijke rol speelde in de waardeontwikkeling van het paard. Het Hof had terecht vastgesteld dat de arbeid van belanghebbende in belangrijke mate bijdroeg aan het behalen van het voordeel, en dat er geen sprake was van een hobby in de persoonlijke sfeer.
De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de middelen van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 20 juni 2003 door de vice-president en twee raadsheren.