ECLI:NL:HR:2003:AF9425
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak inzake niet-ontvankelijkheid in hoger beroep door verwarring over dagvaarding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die op 14 juli 2000 in persoon was gedagvaard voor een terechtzitting van de Kinderrechter in de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, maar die op de zitting van 15 september 2000 verstek heeft laten gaan. De verdachte was bij verstek veroordeeld voor twee diefstallen. Op 30 maart 2001 heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, maar dit beroep werd door het Hof niet-ontvankelijk verklaard vanwege een termijnoverschrijding. De verdachte had echter verwarring over de dagvaarding, waarin hij als minderjarige was aangeduid, terwijl dit met de hand was doorgestreept. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de dagvaarding nietig was, omdat de verkeerde rechter was vermeld.
De Advocaat-Generaal bij het Hof stelde dat de verdachte niet ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij te laat had geappelleerd. Het Hof oordeelde echter dat de verdachte in zijn beroep ontvankelijk was, omdat de verwarring over de dagvaarding de termijnoverschrijding kon rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de verdachte in zijn hoger beroep kon worden ontvangen. De Hoge Raad stelde vast dat de dagvaarding in persoon was betekend en dat de datum van de terechtzitting duidelijk was vermeld. De enkele omstandigheid dat de verkeerde rechter was vermeld, was niet voldoende om de dagvaarding als onduidelijk te beschouwen. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.