ECLI:NL:HR:2003:AF8571

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00198/03 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika en cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Amsterdam van 20 januari 2003. De Rechtbank had de uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika toelaatbaar verklaard voor strafvervolging. De opgeëiste persoon, geboren in 1970, had beroep in cassatie ingesteld tegen deze beslissing. De advocaat van de opgeëiste persoon, mr. G.W.B. Meijer, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.

De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken door vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, samen met de raadsheren G.J.M. Corstens en E.J. Numann, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.

Uitspraak

10 juni 2003
Strafkamer
nr. 00198/03 U
SCR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam van 20 januari 2003, nummer RK 02/1177, op een verzoek van de autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika toelaatbaar verklaard ter strafvervolging ter zake van de in de bestreden uitspraak omschreven feiten.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. G.W.B. Meijer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en E.J. Numann, in bijzijn van de waar-nemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 10 juni 2003.