ECLI:NL:HR:2003:AF8253

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/208HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vordering tot betaling door Korrel Beton B.V. aan eiseres

In deze zaak heeft Korrel Beton B.V. eiseres, gevestigd te [vestigingsplaats], gedagvaard voor de Rechtbank te Breda op 10 februari 1999. Korrel Beton vorderde een betaling van ƒ 12.161,25, vermeerderd met wettelijke rente over verschillende bedragen. Eiseres heeft de vordering bestreden. De Rechtbank heeft op 26 oktober 1999 de vordering toegewezen tot een bedrag van ƒ 12.035,--, met wettelijke rente, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Eiseres heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 3 april 2001 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, C.L. de Vries Lentsch-Kostense, strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

5 september 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/208HR
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
KORREL BETON B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Korrel Beton - heeft bij exploit van 10 februari 1999 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen om aan Korrel Beton te betalen een bedrag van ƒ 12.161,25, te verhogen met de wettelijke rente over ƒ 34.192,50 vanaf 26 september 1998 en over ƒ 10.575,-- vanaf 11 november 1998 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 4 mei 1999 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 26 oktober 1999 de vordering toegewezen tot een bedrag van ƒ 12.035,--, vermeerderd met de wettelijke rente zoals in prima gevorderd, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Bij memorie van grieven heeft zij vernietiging van het bestreden eindvonnis gevorderd en terugbetaling van een bedrag van ƒ 16.971,78, dat door Korrel Beton van [eiseres] werd opgeëist onder bedreiging van beslag ingevolge het bestreden vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 december 1999.
Bij arrest van 3 april 2001 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank van 4 mei 1999 bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Korrel Beton heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Korrel begroot op € 359,49 aan de verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 5 september 2003.