ECLI:NL:HR:2003:AF7802
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Waarde onroerende zaak en asbestproblematiek in belastingrecht
In deze zaak gaat het om de waardering van een onroerende zaak gelegen aan de a-straat 1 te Z, voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. De waarde was aanvankelijk vastgesteld op ƒ 486.000 door het Hoofd van de afdeling Belastingen van de gemeente Emmen. Na bezwaar van de belanghebbende werd deze waarde verlaagd naar ƒ 478.000. De belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat de waarde verder verlaagde naar ƒ 453.000. Het college van burgemeester en wethouders van Emmen ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onterecht de kosten van verwijdering van asbesthoudende materialen volledig in mindering heeft gebracht op de vastgestelde waarde. De Hoge Raad stelt dat de waardedrukkende invloed van asbest niet automatisch gelijkgesteld kan worden aan de kosten van verwijdering en herstel. Dit oordeel van het Hof berust op een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verklaart het incidentele beroep van de belanghebbende ongegrond, maar het principale beroep van het college gegrond. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en de zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad benadrukt dat bij de waardering van onroerende zaken rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de vraag of er een plicht tot verwijdering van asbest bestaat en of het asbesthoudende materiaal direct gevaar oplevert. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven, en de Hoge Raad geeft aan dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten.