ECLI:NL:HR:2003:AF7542
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling en toerekenbare tekortkomingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van verzoeker en zijn echtgenote. De Rechtbank te Zwolle had op 14 juli 1999 de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. De rechter-commissaris was mr. C.W. Bianchi en de bewindvoerder was mr. F.J. Schop. Op 8 mei 2001 werd het saneringsplan vastgesteld, met een looptijd van drie jaar, tot 14 juli 2002. In september 2002 verzocht de bewindvoerder om een beëindigingszitting, die op 14 oktober 2002 zou plaatsvinden. De Rechtbank heeft op 4 november 2002 vastgesteld dat verzoeker en zijn echtgenote tekortgeschoten waren in de nakoming van hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, wat leidde tot de beëindiging van de regeling.
Tegen deze beslissing hebben verzoeker en zijn echtgenote hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof heeft op 9 december 2002 het vonnis van de Rechtbank met betrekking tot de echtgenote vernietigd, maar het vonnis ten aanzien van verzoeker bekrachtigd. Het Hof oordeelde dat verzoeker toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, omdat hij zonder toestemming van de bewindvoerder een onderneming had overgenomen via zijn zoon. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker feitelijk de leiding had over het bedrijf, wat in strijd was met de voorwaarden van de schuldsaneringsregeling.
In cassatie heeft de Hoge Raad de klachten van verzoeker verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat verzoeker toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen. De Hoge Raad bevestigde dat de procedure van artikel 352 Fw. correct was toegepast en dat de tekortkomingen van verzoeker ernstig genoeg waren om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarmee de beslissing van het Hof in stand bleef.