1 Zie verslag ex artikel 73a Faillissementswet van 25 oktober 1999 onder 1.1.
2 Zie verslag bewindvoerder van 2 maart 2000 onder 1.2.
3 Zie rov. 1.1 van het bestreden arrest.
4 Zie rov. 1.1 van het bestreden arrest.
5 De hier bedoelde brief bevindt zich niet bij de stukken.
6 Het verzoekschrift is binnen de termijn van acht dagen (zie art. 355 lid 2 jo. 342 lid 3 Fw) op 17 december 2002 door de Hoge Raad ontvangen.
7 In rechtspraak en literatuur kwam het probleem van een onderscheiden behandeling van in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten (en een mogelijk daaruit voortvloeiende samenloop van insolventieregimes) vooral aan de orde in verband met art. 69 Fw, dat op grond van de schakelbepaling van art. 313 Fw op de schuldsaneringsregeling van overeenkomstige toepassing is. Zie daarover HR 13 juli 2001, NJ 2001, 525; G.H. Lankhorst, Gehuwde sanieten: samen uit, samen thuis?, in: JBN 2002, nr. 17 p. 5; HR 15 februari 2002, NJ 2002, 259, m.nt. B Wessels. Een (mogelijk problematische) samenloop van insolventieregimes is in de onderhavige zaak echter niet aan de orde.
8 Zie A.E.B. ter Heide, Middelmaat: aan een cassatiemiddel te stellen eisen, TCR 2001, p. 77. Dat een cassatiemiddel moet aangeven waarom de bestreden beslissing onjuist of onvoldoende is gemotiveerd, volgt o.a. uit HR 8 december 1995, NJ 1996, 274, rov. 3.10.
9 In het eerste verslag van 2 maart 2000 staat op p. 2 onder "Inkomsten": "[verzoeker] heeft werk gevonden bij de firma [C] [te vestigingsplaats], waarbij hij f 500,-- netto per week verdient. zie bijlage". Een kopie van de arbeidsovereenkomst van 4 november 1999 is als bijlage bij het verslag gevoegd.
In het tweede verslag van 19 september 2000 is onder 3.1 te lezen: "[verzoeker] werkt voor zover de curator juist is geïnformeerd, nog immer bij de firma [C] [te vestigingsplaats], waarbij hij f 500,-- netto per week verdient.".
10 Zie de conclusie van A-G Langemeijer vóór HR 16 oktober 1998, NJ 1999, 7, onder 2.6, en Veegens/Korthals Altes/Groen, Cassatie in Burgerlijke Zaken (1989), nr. 120.
11 Zie voor de gebruikte terminologie onder meer Polak/Polak, Faillissementsrecht (2002), p. 333.
12 Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 22 969, nr. 10, p. 9: "Het geven van inlichtingen en het melden van relevante wijzigingen in betalingsverplichtingen en dergelijke, behoren tot de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van de schuldenaar. Het niet nakomen daarvan kan eventueel grond opleveren voor de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling (vergelijk artikel 350, tweede [lees: derde] lid, onder c)."
13 Zie conclusie A-G Langemeijer vóór HR 19 januari 2001, NJ 2001, 232, nrs. 2.7 en 2.10 - 2.13 (de HR verwierp het cassatieberoep op de gronden uiteengezet in de conclusie) en HR 15 februari 2002, NJ 2002, 259, m.nt. B. Wessels, rov. 3.2.2.
14 Zie voor de gebruikte terminologie onder meer Polak/Polak, Faillissementsrecht (2002), p. 329.
15 Zie voor de gebruikte terminologie onder meer Polak/Polak, Faillissementsrecht (2002), p. 331.
16 R.J. Verschoof, Schuldsanering voor natuurlijke personen (1998), p. 173-176. Zie ook Polak-Wessels, Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (1999), nr. 9388; Wessels neemt het standpunt in dat alleen een toerekenbare tekortkoming die de verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeisers raakt, grond kan zijn voor weigering van de "schone lei".
17 R.J. Verschoof, a.w., p. 174
18 R.J. Verschoof, a.w., p. 175.
19 Hof Leeuwarden 30 augustus 2002, rekestnummer 0200254, Jurisprudentie WSNP 2002, nr. 337, ook te raadplegen via www.wsnp.rvr.org.
20 Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 969, nr. 3, p. 65.