ECLI:NL:HR:2003:AF6224

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/059HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel inzake griffierechten in civiele procedures

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2003 uitspraak gedaan over een verzet dat was ingediend door [verzoeker] tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd door de Griffier van de Hoge Raad. Het dwangbevel betrof de betaling van griffierechten tot een totaal van € 580,83 in verband met verschillende procedures die door [verzoeker] bij de Hoge Raad waren aangespannen. Het verzet was ingediend op grond van artikel 22 lid 4 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken, waarbij [verzoeker] stelde dat hij niets meer verschuldigd was met betrekking tot de griffierechten.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ontkenning van de verschuldigdheid van de griffierechten door [verzoeker] niet werd gestaafd door enig bewijs van betaling. Dit argument werd door de Hoge Raad verworpen. Daarnaast voerde [verzoeker] aan dat hij betrokken was bij andere geschillen over griffierechten bij andere rechterlijke instanties, maar ook dit argument kon hem niet baten. De Hoge Raad oordeelde dat het bestaan van andere geschillen niet afdoet aan de verschuldigdheid van de griffierechten waarop het dwangbevel betrekking had.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het verzet ongegrond verklaard, waarmee het dwangbevel in stand bleef. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels, die ook deel uitmaakte van de uitspraak samen met de andere raadsheren J.B. Fleers en A.G. Pos.

Uitspraak

23 mei 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/059HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
OPPOSANT op de voet van art. 22 lid 4 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.
1. Het verzet
Met een op 21 juni 2002 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift is opposant - verder te noemen: [verzoeker] - op de voet van art. 22 lid 4 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verzet gekomen tegen een door de Griffier van de Hoge Raad op 27 mei 2002 uitgevaardigd dwangbevel ter zake van de door deze Griffier vastgestelde griffierechten tot een totaal van € 580,83 in de door [verzoeker] bij de Hoge Raad aanhangig gemaakte procedures met rekestnummers R98/055HR, R98/130HR en R00/134HR.
De Griffier van de Hoge Raad heeft bij verweerschrift verzocht het verzet ongegrond te verklaren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot ongegrondverklaring van het verzet.
2. Beoordeling van het verzet
2.1 Het verzet berust in de eerste plaats op de stelling dat [verzoeker] ter zake van de griffierechten waarvoor het dwangbevel is uitgevaardigd niets meer verschuldigd is. Deze ontkenning wordt echter niet door enig bewijs van betaling gestaafd, zodat daaraan voorbij moet worden gegaan.
2.2 In de tweede plaats heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij, zo begrijpt de Hoge Raad, betrokken is bij geschillen over griffierechten bij andere rechterlijke instanties waarover nog niet is beslist. Ook dit kan [verzoeker] niet baten. Het bestaan van andere, in het verzetschrift overigens niet nader aangeduide, geschillen over griffierecht kan aan de verschuldigdheid van de griffierechten waarop het bevelschrift van 27 mei 2002 betrekking heeft niet afdoen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het verzet ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A.G. Pos en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 23 mei 2003.