In deze zaak gaat het om een verzoek tot verzet ex artikel 40 WTBZ, ingediend door verzoekers tegen een eerdere beschikking van de voorzieningenrechter. De rechtbank Amsterdam heeft op 19 september 2013 uitspraak gedaan in deze kwestie. De voorzieningenrechter had op 17 mei 2013 een beschikking gegeven waarin de declaratie van de belanghebbende werd goedgekeurd en de verzoekers een bedrag moesten voldoen. De verzoekers hebben verzocht om uitstel voor de verzets- en incassoprocedure, maar de rechtbank heeft hen erop gewezen dat verzet tegen de beslissing van de voorzieningenrechter moet geschieden bij dagvaarding, waarbij een advocaat moet worden ingeschakeld. De rechtbank heeft de (fax)brief van verzoekers als een verzoekschrift tot verzet beschouwd, maar heeft geoordeeld dat dit niet op de juiste wijze is gedaan. De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden niet, waarin werd gesteld dat verzet bij verzoekschrift mogelijk zou zijn. De rechtbank concludeert dat de wetgever heeft bedoeld dat verzet als bedoeld in artikel 40 WTBZ alleen via een dagvaardingsprocedure kan worden ingesteld. De rechtbank heeft daarom besloten dat de procedure moet worden voortgezet volgens de regels voor dagvaardingsprocedures en heeft de zaak verwezen naar de rol voor dagvaardingsprocedures op 23 oktober 2013, met de opdracht aan verzoekers om de wederpartij op te roepen voor deze zitting.