ECLI:NL:RBAMS:2013:5991

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
C/13/545924 / HA RK 13-227
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beschikking voorzieningenrechter en vereisten voor dagvaarding

In deze zaak gaat het om een verzoek tot verzet ex artikel 40 WTBZ, ingediend door verzoekers tegen een eerdere beschikking van de voorzieningenrechter. De rechtbank Amsterdam heeft op 19 september 2013 uitspraak gedaan in deze kwestie. De voorzieningenrechter had op 17 mei 2013 een beschikking gegeven waarin de declaratie van de belanghebbende werd goedgekeurd en de verzoekers een bedrag moesten voldoen. De verzoekers hebben verzocht om uitstel voor de verzets- en incassoprocedure, maar de rechtbank heeft hen erop gewezen dat verzet tegen de beslissing van de voorzieningenrechter moet geschieden bij dagvaarding, waarbij een advocaat moet worden ingeschakeld. De rechtbank heeft de (fax)brief van verzoekers als een verzoekschrift tot verzet beschouwd, maar heeft geoordeeld dat dit niet op de juiste wijze is gedaan. De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden niet, waarin werd gesteld dat verzet bij verzoekschrift mogelijk zou zijn. De rechtbank concludeert dat de wetgever heeft bedoeld dat verzet als bedoeld in artikel 40 WTBZ alleen via een dagvaardingsprocedure kan worden ingesteld. De rechtbank heeft daarom besloten dat de procedure moet worden voortgezet volgens de regels voor dagvaardingsprocedures en heeft de zaak verwezen naar de rol voor dagvaardingsprocedures op 23 oktober 2013, met de opdracht aan verzoekers om de wederpartij op te roepen voor deze zitting.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/545924 / HA RK 13-227
Beschikking van 19 september 2013
in de zaak van

1.[verzoekers],

en
2. [verzoekers],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers,
tegen
[belanghebbende]
kantoorhoudende te [plaats]
belanghebbende
Partijen zullen hierna ook [verzoekers] en [verzoekers] respectievelijk [belanghebbende] worden genoemd.

1.Procedure

1.1.
Bij beschikking van 17 mei 2013 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank:
de declaratie van [belanghebbende] van 12 april 2012 goedgekeurd tot een bedrag van € 9.766,92 inclusief btw en kantoorkosten;
bepaald dat [verzoekers] en [verzoekers] een bedrag van € 7.981,92 aan [belanghebbende] dienen te voldoen;
verstaan dat zijn beschikking moet worden beschouwd als een bevelschrift als bedoeld in artikel 37 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ)
en
4. de termijn voor het instellen van verzet tegen zijn beschikking bepaald op vier weken na de datum van zijn beschikking.
1.2.
Bij (fax)brief, ingekomen bij de rechtbank op 27 mei 2013, heeft [verzoekers] mede namens [verzoekers] verzocht om een uitstel van 16 weken voor “de verzets- en incassoprocedure”.
1.3.
Bij faxbrief van 14 juni 2013 heeft de griffier van de rechtbank, namens de rolrechter, aan [verzoekers] voor zover thans van belang, als volgt geschreven:
[..]
Verzet tegen de beslissing van de voorzieningenrechter is een dagvaardingsprocedure bij team handelszaken van de rechtbank. Middels de door u ingezonden fax kunt u niet in verzet gaan. Ook is het niet mogelijk uitstel te vragen van een wettelijke verzettermijn. u kunt alleen in verzet komen via een advocaat die daartoe een dagvaarding beteken[t] aan uw wederpartij en die wederpartij in de dagvaarding oproept om op een bepaalde rolzitting te verschijnen om in verzet voort te procederen.
[..]
1.4.
Na telefonisch contact met de griffie heeft [verzoekers] op 14 juni 2013 voor zover van belang aan de rechtbank geschreven:
[..]
LJN:BX9001 geeft aan dat de tussenkomst van een procesadvocaat in geval van verzet als bedoeld in art. 40 lid 1 Wtbz niet is vereist, omdat titel 3 van boek 1 Rv toepassing mist. [..]

2.Beoordeling

2.1.
De rechtbank beschouwt de (fax)brief van verzoekster van 27 mei 2013 als een verzoekschrift strekkende tot verzet tegen de beschikking van de voorzieningenrechter, op nader aan te voeren gronden, tevens houdende een verzoek tot het stellen van een termijn tot het aanvullen van de gronden.
2.2.
[verzoekers] is er door de griffier op gewezen dat het verzet als bedoeld in artikel 40 lid 1 WTBZ dient te geschieden bij dagvaarding waarbij de wederpartij dient te worden opgeroepen voor de rechtbank en dat daarbij procesvertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven.
heeft gewezen op een uitspraak van de het gerechtshof Leeuwarden van 9 februari 2010, (kennelijk bij vergissing noemt [verzoekers] LJN BX 9100, in plaats van LJN: BL 4424) waarin het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank Leeuwarden ten onrechte artikel 69 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) had toegepast.
Het hof overwoog in haar uitspraak, voor zover thans van belang :
[..]
5. De verzetprocedures als bedoeld in de artikelen 22 lid 4, 25 lid 5, en 40 lid 1 WTBZ zijn naar hun aard administratieve procedures die niet eenvoudig genoeg gehouden kunnen worden (zie o.a. A-G Ten Kate in zijn conclusie voor HR 20 maart 1990, NJ  1990, 515  en A-G Wesseling-van Gent in haar conclusie voor HR 30 november 2001, NJ  2002, 36 ). Onder het tot 1 januari 2002 geldende burgerlijk procesrecht was op deze zaken de destijds geldende algemene regeling van de verzoekschriftprocedures in eerste aanleg dan ook niet van toepassing verklaard.
Een en ander brengt mee dat moet worden geoordeeld dat uit de systematiek van de WTBZ voortvloeit dat de in lid 1 van artikel 261 Rv bedoelde uitzondering van toepassing is, zodat Titel 3 van Boek 1 Rv toepassing mist (zie ook, zij het impliciet, HR 23 mei 2003, LJN  AF6224)
[..]
2.3.
De rechtbank volgt het gerechtshof Leeuwarden niet. De conclusies van de AG waaraan het hof in haar uitspraak refereert zijn genomen in zaken die niet een verzet als bedoeld in artikel 40 WTBZ betroffen, maar het verzet als bedoeld in het toenmalige artikel 25 WTBZ. Dat verzet betreft inderdaad een administratieve handeling, namelijk het verzet tegen de bepaling van de hoogte van het verschuldigde griffierecht door de griffier.
Artikel 40 WTBZ betreft niet de vaststelling van verplichtingen tussen het gerecht en de justitiabele, maar tussen de advocaat en zijn cliënt. Het is dan ook geen administratieve procedure.
Met uitzondering van het geciteerde arrest van het gerechtshof Leeuwarden is er geen gepubliceerde jurisprudentie waarin tot uitgangspunt is genomen dat het verzet van artikel 40 WTBZ bij verzoekschrift kan worden gedaan.
Uitgangspunt van de wetgever is steeds dat alleen in gevallen bij de wet bepaald een procedure bij verzoekschrift kan worden ingeleid.
Ook historisch is in de tekst in artikel 40 WTBZ een aanwijzing te vinden dat de wetgever daar het oog heeft gehad op een dagvaardingsprocedure. Artikel 40 lid 2 WTBZ bepaalt immers dat het verzet wordt behandeld “als eene summiere zaak”. Hoewel de summiere behandeling als zodanig sedert 1897 als procedurevorm is verdwenen (zie de noot van WHH onder, HR 20-02-1988, NJ 1989, 28), had deze procedurevorm betrekking op de dagvaardingsprocedure en niet op de verzoekschriftprocedure.
2.4.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verzoekers ten onrechte het verzet bij verzoekschrift hebben ingesteld. Op de voet van artikel 69 lid 2 Rv zal de rechtbank bevelen dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. Daartoe zal de zaak worden verwezen naar de rol voor dagvaardingsprocedures van woensdag 23 oktober 2013, met bevel aan verzoekers om, onder het stellen van een advocaat, verweerder bij exploot ten minste 10 dagen voordien voor die zitting op te roepen.

3.Beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt verzoekers het als verzoekschrift ingediende inleidende processtuk te verbeteren en/of aan te vullen als bedoeld in artikel 69 lid 1 Rv,
3.2.
beveelt dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure,
3.3.
verwijst de zaak naar de handelsrol van deze rechtbank van
woensdag 23 oktober 2013om
10:00 uur,
3.4.
beveelt verzoekers om, onder het stellen van een advocaat, verweerder bij exploot voor die zitting bij deze rechtbank op te roepen.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.H. Marcus en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2013. [1]

Voetnoten

1.type: