ECLI:NL:HR:2003:AF5102
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de nietigheid van een huwelijk en de rol van de neef als verweerder
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure waarbij de Hoge Raad zich buigt over de nietigheid van een huwelijk tussen [betrokkene 1] en [verzoekster]. De procedure is gestart door [verzoekster], die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad verwijst naar zijn beschikking van 11 februari 2000, waarin de beschikking van het Gerechtshof van 26 november 1998 werd vernietigd en de beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 28 januari 1998 werd bekrachtigd. De Rechtbank te Amsterdam heeft vervolgens de neef, die als verweerder in cassatie optreedt, toegelaten tot bewijslevering. Na een enquête en contra-enquête heeft de Rechtbank op 17 oktober 2001 het huwelijk tussen [betrokkene 1] en [verzoekster] nietig verklaard.
Tegen deze eindbeschikking heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat op 20 juni 2002 de beschikking waarvan beroep bekrachtigde. [Verzoekster] heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld, waarbij de neef verzocht heeft het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad, onder leiding van vice-president R. Herrmann, heeft de klachten in het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en spreekt de beschikking uit op 25 april 2003.