ECLI:NL:HR:2003:AF4853
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de aftrekbaarheid van kosten voor representatieve zeiltochten in de vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996, waarbij de belanghebbende, een vennootschap, bezwaar had gemaakt tegen de opgelegde aanslag. De Inspecteur had de aanslag verminderd, maar de belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verder verlaagde. De Staatssecretaris stelde beroep in cassatie in tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever in artikel 8a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kosten en lasten die verband houden met vaartuigen die voor representatieve doeleinden worden gebruikt, geheel van aftrek uitsluit. Dit in tegenstelling tot andere vervoermiddelen, waarvoor 75% van de kosten in aftrek kan worden gebracht. De belanghebbende betoogde dat deze ongelijke behandeling in strijd is met het discriminatieverbod zoals opgenomen in de artikelen 26 IVBPR en 14 EVRM. Het Hof had geoordeeld dat er geen redelijke en objectieve rechtvaardiging was voor deze ongelijke behandeling.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verklaart het beroep van de Staatssecretaris gegrond. De Hoge Raad stelt dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het bepalen van de aftrekbaarheid van kosten en dat de keuze om kosten voor vaartuigen volledig uit te sluiten van aftrek gerechtvaardigd is. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof onjuist was en dat de zaak door de Hoge Raad kan worden afgedaan zonder verdere terugverwijzing.