ECLI:NL:HR:2003:AF3059
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen weigering van kort geding voorzieningen inzake ongunstige informatieverstrekking
In deze zaak hebben de eiseressen tot cassatie, bestaande uit een natuurlijke persoon en twee vennootschappen naar Belgisch recht, verweerder in cassatie gedagvaard in kort geding. De eiseressen vorderden dat de President van de Rechtbank te Breda verweerder zou verbieden om enige ongunstige informatie over hen te verstrekken, met een dwangsom van ƒ 100.000,-- per overtreding. De President heeft deze vordering echter geweigerd bij vonnis van 23 december 1999. Hierop hebben de eiseressen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 3 juli 2001 het vonnis van de President heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben de eiseressen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiseressen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Het arrest is uitgesproken door vice-president R. Herrmann als voorzitter, samen met de raadsheren D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en openbaar gemaakt door raadsheer F.B. Bakels op 18 april 2003.