ECLI:NL:HR:2003:AF1885
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een vordering tot betaling van onverschuldigd betaalde bedragen en wettelijke rente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Topmen Oilfield Personnel B.V. (eiseres tot cassatie) en [verweerder] (verweerder in cassatie). De zaak begon met een vordering van [verweerder] tegen Topmen, waarbij hij betaling eiste van een onverschuldigd betaald bedrag van ƒ 12.421,23 netto, plus wettelijke rente vanaf 1 januari 1995. De Kantonrechter te Den Helder wees de vordering van [verweerder] af in een eindvonnis op 8 juli 1999. Hierop heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Alkmaar, waar hij zijn eis vermeerderde. De Rechtbank vernietigde de eerdere vonnissen en veroordeelde Topmen tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.
Topmen heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en Topmen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept het belang van de rechtsontwikkeling in het civiele recht, met name in zaken die betrekking hebben op onverschuldigde betalingen en de bijbehorende rente.