ECLI:NL:HR:2003:AF1791

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/155HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot betaling van koopsom en ongerechtvaardigde verrijking in jachttransactie

In deze zaak heeft VDL SHIPYARDS B.V. (hierna: VDL) cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil over de betaling van de koopsom van een jacht en de vordering tot vergoeding van ongerechtvaardigde verrijking. De verweerders, wonende in Zwitserland, hebben VDL gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en vorderden betaling van een bedrag van DM 1.870.674,13, alsmede bijkomende kosten. VDL heeft de vorderingen bestreden en in reconventie een vergoeding gevorderd wegens ongerechtvaardigde verrijking. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis de verweerders tot bewijslevering toegelaten en in een eindvonnis de vordering van de verweerders afgewezen, maar VDL veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 12.346,90 aan de verweerders.

Tegen deze vonnissen hebben de verweerders hoger beroep ingesteld, waarop het Gerechtshof de zaak naar de rol verwees voor akte aan de zijde van VDL. VDL heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het tussenarrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekte tot verwerping van het beroep, met veroordeling van VDL in de proceskosten. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en VDL veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 885,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

De Hoge Raad oordeelt dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling nopen tot nadere motivering. Het arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 21 februari 2003.

Uitspraak

21 februari 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/155HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
VDL SHIPYARDS B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. L.Ph.J. baron van Utenhove,
t e g e n
1. [verweerder 1], en
2. [verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats], Zwitserland,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder tezamen te noemen: [verweerders] - hebben bij exploiten van 30 juni 1997 en 23 juli 1997 eiseres tot cassatie - verder te noemen: VDL - gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, VDL te veroordelen om aan [verweerders] te betalen het bedrag van DM 1.870.674,13 ter zake van de koopsom van het jacht en de extra's, of de tegenwaarde daarvan in Nederlandse valuta te berekenen op de datum van betaling, alsmede het bedrag van ƒ 18.271,20 ter zake van de transport- en inspectiekosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 1997 tot aan de dag der algehele voldoening.
Na wijziging van eis heeft [verweerders] naast de in de dagvaarding genoemde bedragen de veroordeling van VDL gevorderd in de kosten van het ten processen bedoelde beslag alsmede de incassokosten van de Duitse raadsman van [verweerders] ad DM 7.158,75 of de tegenwaarde daarvan in Nederlandse courant, berekend naar de dag van betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van deze wijziging van eis.
VDL heeft de vorderingen bestreden en harerzijds in (voorwaardelijke) reconventie gevorderd, ingeval de Rechtbank van oordeel mocht zijn dat VDL de koopprijs van het jacht aan [verweerders] dient terug te betalen, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerders] te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking vanwege het gebruik van het jacht [A], zulks ten bedrage van ƒ 250.000,--, althans tot betaling van een bedrag door de Rechtbank in goede justitie te bepalen. Bij conclusie van repliek in (voorwaardelijke) reconventie heeft VDL haar eis vermeerderd en gevorderd bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerders] te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 12.346,90, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 11 juli 1997, alsmede, ingeval de Rechtbank van oordeel mocht zijn dat VDL de koopprijs van het jacht aan [verweerders] dient terug te betalen, [verweerders] te veroordelen tot betaling van een vergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, wegens ongerechtvaardigde verrijking vanwege het gebruik van voormeld jacht, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
[verweerders] heeft in reconventie de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 23 juni 1998 [verweerders] tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 30 maart 1999 in conventie de vordering afgewezen en in reconventie [verweerders] veroordeeld om aan VDL te betalen een bedrag van ƒ 12.346,90, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 1997 tot de dag der algehele voldoening.
Tegen beide vonnissen heeft [verweerders] in conventie en in reconventie hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij tussenarrest van 8 februari 2001 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van VDL en iedere verdere beslissing aangehouden.
Het tussenarrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het tussenarrest van het Hof heeft VDL beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerders] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van VDL in de proceskosten.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt VDL in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 885,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 21 februari 2003.