ECLI:NL:HR:2002:ZC8109
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- D.H. Beukenhorst
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en de terugwerkende kracht van belastingwetgeving
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 oktober 1999, betreffende een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting van ƒ 25.500. De naheffingsaanslag was opgelegd naar aanleiding van de verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, waarbij de focus lag op de terugwerkende kracht van de wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV). De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever, door de wijziging van de wet terugwerkende kracht te geven, niet in strijd handelt met het Eerste Protocol bij het EVRM. Het Hof had terecht overwogen dat artikel 1 van het Protocol de verdragsluitende staten niet belemmert om belasting te heffen, mits de rechten die door het EVRM worden gegarandeerd gerespecteerd worden. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen, en dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 8 februari 2002, en het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie.