ECLI:NL:HR:2002:AF0957
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van kosten van woon-werkverkeer in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998, waarbij de belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 68.784 was opgelegd. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. De belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat de aanslag heeft verminderd tot ƒ 66.326. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende zijn arbeid in continudienst verrichtte, wat leidde tot onregelmatige werktijden. Hierdoor reisde hij niet steeds op dezelfde dag van zijn woonplaats naar zijn arbeidsplaats. Het Hof oordeelde dat er in dit geval geen sprake was van 'op dezelfde dag heen en weer reizen' volgens de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als onjuist beoordeeld, omdat het indruist tegen de strekking van de wetgeving omtrent de aftrek van kosten van woon-werkverkeer.
De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De Hoge Raad concludeerde dat er wel degelijk sprake was van reizen binnen een tijdsbestek van 24 uur, wat relevant is voor de aftrekbaarheid van de kosten van woon-werkverkeer. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.