ECLI:NL:HR:2002:AE8730
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot uitkeringen en opzet
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 december 2000, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 370.956, gevolgd door een navorderingsaanslag van ƒ 492.320, met een verhoging van ƒ 72.819, waarvan 50 procent is kwijtgescholden. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de verhoging vernietigd en kwijtschelding verleend tot ƒ 18.204, maar de rest van de uitspraak bevestigd.
Belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent griffierecht en proceskosten. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende gemotiveerd had vastgesteld dat belanghebbende op de hoogte was van de uitkeringen die op naam van zijn B.V. waren gestort. Dit gebrek in de motivering leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven.
De Hoge Raad gelastte dat de Staat het griffierecht van ƒ 160 (€ 72,60) aan belanghebbende vergoedt en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 322 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De zaak is van belang voor de beoordeling van de kennis en verantwoordelijkheid van belanghebbende met betrekking tot de uitkeringen en de belastingheffing daarover.