ECLI:NL:HR:2002:AE7374

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/056HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam op 28 februari 2002 een vordering ingediend bij de Rechtbank tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze vordering was onderbouwd met een geneeskundige verklaring, ondertekend op 27 februari 2002. De Rechtbank heeft op 25 maart 2002 de zaak aangehouden om de advocaat van verzoeker de gelegenheid te geven een deskundige voor te dragen voor nader onderzoek. Op 8 april 2002 heeft de Rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen en een deskundige benoemd. Na het uitbrengen van een rapport en een nieuwe hoorzitting op 5 juni 2002, heeft de Rechtbank op 6 juni 2002 de machtiging tot voortgezet verblijf van verzoeker in het psychiatrisch ziekenhuis verleend, ingaande 7 juni 2002 en eindigende op 6 december 2002. De beschikkingen van de Rechtbank van 25 maart, 8 april en 6 juni 2002 zijn aan deze beschikking gehecht.

Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 18 oktober 2002.

Uitspraak

18 oktober 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/056HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam heeft op 28 februari 2002 onder overlegging van een op 27 februari 2002 ondertekende geneeskundige verklaring een vordering ingediend bij de Rechtbank aldaar tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: verzoeker - in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nadat de Rechtbank verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, en de behandelend arts op 25 maart 2002 had gehoord, heeft zij bij beschikking van 25 maart 2002 de zaak aangehouden teneinde de advocaat van verzoeker in de gelegenheid te stellen een deskundige voor te dragen voor het verrichten van een nader onderzoek. De Rechtbank heeft vervolgens bij beschikking van 8 april 2002 een deskundigenonderzoek bevolen en daartoe een deskundige benoemd. Nadat deze een rapport had uitgebracht en de Rechtbank op 5 juni 2002 opnieuw verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, en de behandelend arts had gehoord, heeft zij bij beschikking van 6 juni 2002 de machtiging tot voortgezet verblijf van verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis ingaande 7 juni 2002 en eindigende op 6 december 2002 verleend.
De beschikkingen van de Rechtbank van 25 maart 2002, 8 april 2002 en 6 juni 2002 zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de laatste beschikking van de Rechtbank heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatie-rekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot werping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 oktober 2002.