ECLI:NL:HR:2002:AE7374
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam op 28 februari 2002 een vordering ingediend bij de Rechtbank tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze vordering was onderbouwd met een geneeskundige verklaring, ondertekend op 27 februari 2002. De Rechtbank heeft op 25 maart 2002 de zaak aangehouden om de advocaat van verzoeker de gelegenheid te geven een deskundige voor te dragen voor nader onderzoek. Op 8 april 2002 heeft de Rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen en een deskundige benoemd. Na het uitbrengen van een rapport en een nieuwe hoorzitting op 5 juni 2002, heeft de Rechtbank op 6 juni 2002 de machtiging tot voortgezet verblijf van verzoeker in het psychiatrisch ziekenhuis verleend, ingaande 7 juni 2002 en eindigende op 6 december 2002. De beschikkingen van de Rechtbank van 25 maart, 8 april en 6 juni 2002 zijn aan deze beschikking gehecht.
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 18 oktober 2002.