ECLI:NL:HR:2002:AE6376
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake naheffingsaanslag Meststoffenwet
In deze zaak heeft belanghebbende, X te Z, beroep ingesteld in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 30 maart 2001, betreffende een naheffingsaanslag in de overschotheffing op grond van de Meststoffenwet. De naheffingsaanslag, opgelegd voor het jaar 1995, bedroeg ƒ 1969,25 aan enkelvoudige belasting en ƒ 1969,25 aan verhoging, zonder enige kwijtschelding. De Inspecteur handhaafde deze aanslag na bezwaar van belanghebbende. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, maar de naheffingsaanslag gehandhaafd zoals deze ambtshalve door de Inspecteur was verminderd tot ƒ 1934,75 aan enkelvoudige belasting en ƒ 193,48 aan verhoging. De Hoge Raad heeft eerder op 14 juni 2000, nr. 33557, de uitspraak van het Hof vernietigd voor wat betreft de proceskostenveroordeling en de zaak terugverwezen naar het Hof voor verdere behandeling.
In de tweede uitspraak heeft het Hof het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft een verweerschrift ingediend, maar dit werd door de Hoge Raad niet in behandeling genomen omdat het te laat was ingediend. De Hoge Raad oordeelde dat de noodzaak tot het instellen van beroep niet uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van belanghebbende, maar ook uit de handelwijze van de Inspecteur, die de verhoging had gesteld op 100 procent van de enkelvoudige belasting.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en veroordeelde de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof, vastgesteld op ƒ 2475 (€ 1123,11) voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens werd de Minister veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644, en werd de Staat aangewezen als rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden. Het griffierecht van ƒ 160 (€ 72,60) diende ook door de Staat aan belanghebbende te worden vergoed. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2002.