ECLI:NL:HR:2002:AE5304
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof inzake inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1998, met een belastbaar inkomen van ƒ 51.238. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde, de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de aanslag verlaagde tot een belastbaar inkomen van ƒ 36.703.
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen deze uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het beroep ongegrond verklaard en de Staatssecretaris veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 14. De Staat is aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Het arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2002. De Hoge Raad oordeelde dat het voorgestelde middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens is er een griffierecht van € 327 geheven van de Staat in verband met het beroep in cassatie.