ECLI:NL:HR:2002:AE5218
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Ongelijke behandeling van belastingplichtigen bij aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, opgelegd aan belanghebbende, die als directeur in dienstbetrekking bij B B.V. werkzaam was. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van f 1.470.769, maar na bezwaar van belanghebbende heeft het Hof deze aanslag verminderd tot f 480.989. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende recht had op verwerving van aandelen in een andere vennootschap binnen de groep waartoe zijn werkgever behoorde. De Inspecteur had bij het opleggen van de aanslag een bedrag van f 989.780 als inkomsten uit dienstbetrekking in aanmerking genomen, terwijl andere werknemers met een kleiner aantal aandelen niet in de heffing van inkomstenbelasting waren betrokken. Het Hof oordeelde dat de door de Inspecteur toegepaste correctie niet in stand kon blijven op basis van het gelijkheidsbeginsel, omdat er sprake was van ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
De Hoge Raad heeft het beroep van de Staatssecretaris gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat de ongelijke behandeling van belastingplichtigen moet worden beoordeeld in het licht van de mogelijkheid van verhaal van de nageheven loonbelasting bij de betrokken werknemers. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven, en er moet een onderzoek van de zaak in volle omvang plaatsvinden.