ECLI:NL:HR:2002:AE4546
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A.G. Pos
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Voorlopige machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement 's-Gravenhage op 5 april 2002 een vordering ingediend bij de Rechtbank tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot voortgezet verblijf van verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze vordering was onderbouwd met een geneeskundige verklaring, ondertekend op 19 maart 2002. De Rechtbank heeft op 19 april 2002, na het horen van verzoekster en haar advocaat, alsook de behandelend psychiater, de machtiging verleend tot voortgezet verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis, met een geldigheid tot en met 1 mei 2003. De beschikking van de Rechtbank is aan de uitspraak gehecht.
Verzoekster heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is eveneens aan de beschikking gehecht. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 12 juli 2002 heeft de Hoge Raad, onder leiding van vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers en A.G. Pos, de beschikking in het openbaar uitgesproken. De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekster verworpen, waarmee de eerdere beslissing van de Rechtbank in stand is gebleven.