ECLI:NL:HR:2002:AE3572

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00781/01
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen vrijspraak en veroordeling voor overtreding van zorgplicht voor gevaarlijk dier

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 19 oktober 2000 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte was eerder vrijgesproken van een primair tenlastegelegd misdrijf, maar werd wel veroordeeld voor een subsidiaire overtreding, namelijk het niet voldoende zorg dragen voor een gevaarlijk dier. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep, waarbij de plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep. De Hoge Raad overweegt dat op basis van artikel 68 (oud) van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen cassatieberoep openstaat tegen een arrest van een gerechtshof voor overtredingen, tenzij er een straf of maatregel is opgelegd die hoger is dan een geldboete van vijfhonderd gulden. Aangezien de verdachte enkel een geldboete van ƒ 250,-- is opgelegd, is er geen grond voor ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaart de verdachte dan ook niet-ontvankelijk in het cassatieberoep. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is uitgesproken op 25 juni 2002.

Uitspraak

25 juni 2002
Strafkamer
nr. 00781/01
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 oktober 2000, nummer 22/000917-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren [te geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 20 oktober 1999 - de verdachte vrijgesproken van het haar bij inleidende dagvaarding onder 1 primair tenlastegelegde misdrijf en haar voorts ter zake van de onder 1 subsidiair bewezenverklaarde over- treding "geen voldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier" veroordeeld tot een geldboete van ƒ 250,--, subsidiair vijf dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak - is ingesteld door de verdachte.
Namens deze heeft mr. G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1. Het cassatieberoep betreft de veroordeling inzake van de hiervoor onder 1 vermelde overtreding. Ingevolge art. 68 (oud) RO staat tegen een arrest van een gerechtshof voorzover betreffende een of meer overtredingen beroep in cassatie open, tenzij terzake in de einduitspraak met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel is opgelegd, dan wel geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een (gezamenlijk) maximum van vijfhonderd gulden, alles behoudens indien het gaat om een overtreding van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.
3.2. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het ingestelde cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst en E.J. Numann, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 25 juni 2002.