ECLI:NL:HR:2002:AE2182
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Rechtspositie van onderwijspersoneel en vakantiedagen tijdens zwangerschapsverlof
In deze zaak heeft de lerares, verweerster in cassatie, de Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs in de gemeente Wûnseradiel, eiseres tot cassatie, gedagvaard voor de Kantonrechter te Sneek. De lerares vorderde onder andere dat de vakantiedagen die samenvallen met haar zwangerschaps- en bevallingsverlof niet als vakantiedagen worden aangemerkt en dat zij het recht heeft deze dagen op een later tijdstip op te nemen. De Kantonrechter heeft de vorderingen van de lerares toegewezen, maar de Vereniging heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Leeuwarden, die de vonnissen van de Kantonrechter heeft bekrachtigd. Hierop heeft de Vereniging cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 augustus 2002 geoordeeld dat de dwingendrechtelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake vakantie en verlof ook van toepassing zijn op leraren in het bijzonder basisonderwijs. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de Rechtbank en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat de lerares recht heeft op de vakantiedagen en dat deze niet zonder haar instemming als genoten vakantie kunnen worden aangemerkt. Tevens wordt opgemerkt dat de lerares recht heeft op een minimum aantal vakantiedagen per jaar, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.
De uitspraak benadrukt de rechtspositie van onderwijspersoneel en de bescherming van hun rechten met betrekking tot vakantiedagen, vooral in situaties van zwangerschaps- en bevallingsverlof. De Hoge Raad legt de verantwoordelijkheid bij de Vereniging om ervoor te zorgen dat de lerares haar rechten kan uitoefenen, en veroordeelt de lerares in de kosten van het geding in cassatie.