ECLI:NL:HR:2002:AE1540
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- A.G. Pos
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vordering tot betaling en proceskostencompensatie in civiele zaak
In deze zaak heeft verweerster in cassatie, aangeduid als [verweerster], eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], gedagvaard voor de Rechtbank te Zwolle. De vordering van [verweerster] betrof een bedrag van ƒ 64.000,-- en ƒ 5.593,-- aan buitengerechtelijke kosten, met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. [Eiser] heeft de vordering bestreden en in voorwaardelijke reconventie een bedrag van ƒ 49.627,96 gevorderd, dat door de Rechtbank werd gelezen als ƒ 71.627,96, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 augustus 1997. De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 26 augustus 1998 bewijslevering opgedragen en bij eindvonnis van 30 juni 1999 de vordering van [verweerster] afgewezen, met compensatie van proceskosten.
Tegen deze vonnissen heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof heeft op 15 augustus 2000 het vonnis van de Rechtbank van 26 augustus 1998 bekrachtigd en het vonnis van 30 juni 1999 vernietigd, met een nieuwe veroordeling van [eiser] tot betaling aan [verweerster] van ƒ 39.000,-- en ƒ 5.593,-- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente.
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 1.959,45, waarvan een deel aan de Griffier en een deel aan [verweerster] moet worden voldaan. Het arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, J.B. Fleers, A.G. Pos en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 28 juni 2002.