ECLI:NL:HR:2002:AD9594
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch inzake hoger beroep door de gemeente Asten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de gemeente Asten. De gemeente had [eiser] opgeroepen voor de Kantonrechter te Helmond met de vordering tot betaling van een bedrag van ƒ 1.220,71, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. [Eiser] heeft de vordering bestreden en de Kantonrechter heeft bij eindvonnis van 11 september 1998 de vordering afgewezen. De gemeente heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 28 april 2000 de Kantonrechter onbevoegd verklaarde en de zaak naar het Gerechtshof verwees. [Eiser] heeft cassatie ingesteld tegen dit vonnis van de Rechtbank.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de gemeente ontvankelijk was in haar hoger beroep. De waarde van de vordering waarover de Kantonrechter diende te oordelen, was lager dan het in artikel 38 (oud) RO genoemde bedrag van ƒ 2.500,--, waardoor hoger beroep niet openstond. De Hoge Raad heeft het vonnis van de Rechtbank vernietigd en de gemeente niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter. Tevens is de gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep en in cassatie, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op respectievelijk € 512,77 en € 1.590,-- voor salaris.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de bevoegdheid van de Kantonrechter en de voorwaarden waaronder hoger beroep openstaat. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan, wat aangeeft dat de kwestie duidelijk was en geen verdere behandeling in feitelijke instanties vereiste.